Sporen van wetenschap in de kunst

Sporen van wetenschap in de kunst
Tentoonstelling in het Trippenhuis, 1998
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

In de achterste lichthof van het huis is de hemel daarboven in het vizier maar niet in beeld of gestalte te krijgen, zo torenhoog is het gebouw en betrekkelijk smal de binnenhof. Maar bij Famke van Wijk doet de hemel op andere wijze van zich spreken. Door het poëtische visioen van bazuinen en uitnodigende, uitgestrekte armen en handen. Bazuinen en armen verbonden door een van de vele onzichtbare krachten die de kunstenaar bezig houden: hier de magnetische.

Op drie verdiepingen aan de tweede binnenhof van het Trippenhuis steken aan weerszijden van de vensters bazuinen en armen uit, in elkaars verlengde. Ook twintigste eeuwse ogen ervaren deze architectonische ruimte in een woonhuis, van de begane grond af als zeer hoog en van bovenaf gezien als diep. De lichtruimte is functioneel om de gangen en kamers rondom voldoende aan te lichten. Maar het licht dat in de hof hangt, zonder dat je veel van een hemel waarneemt waaruit het is gedaald, is zelf een grootheid en heeft een eigen karakter. Het is getemperd door zijn duik in de schacht van het gebouw maar in zijn floers heeft het een voorname allure. Deze krijgt hemelser aanzien nu daar instrumenten op de gIasschijven kleven en, nog wonderlijker, handen en onderarmen zich uitstrekken. De klanken van de instrumenten vertolken het hemelse, de uitgestoken handen bemoedigen ons in onze aardsheid. Beiden, nauw met elkaar verbonden, openen een visioen. Etherische energie maakt zich in fysieke vorm aan ons herkenbaar. We zien verschillende geaardheden; de verfijndste stoffen maken zich kenbaar in de schijn van fysiek weefsel. We zijn niet in Emmaus maar de meest sensibele onder ons kijkt misschien vragend en verrast op. Voelt hij zich uitgenodigd?

Goed, we praten over een kunstwerk. Gemaakt door een kunstenares die haar vakmanschap toont in deze eerst gevormde, dan in een mal genegativeerde, tenslotte in polyuretaan (PMC 746) gegoten vormen. Net als de binnenhof ontvangers van licht. De kunstenares voert ons onmiddellijk naar vorm en uiterlijke verschijning: “Er zit klank in het materiaal, het toont de speelsheid van het licht dat er op klatert, het maakt geluiden los.” Maar het meest vervuld Is zij van de aard en betekenissen van de voorwerpen. Zij zijn realistisch verbeeld en als zodanig reproductief, gemaakt van dezelfde substantie, van een overeenkomstig samenstel van moleculen. Het licht infiltreert in de materie. De klank infiltreert in de materie. Bazuin en arm zijn metaforen. Zij zijn verbonden maar verspreid in de ruimte drukken zij zich in tegenstelling uit. Zij hebben elk hun emotionele zelfstandigheid. De serafijnse bazuin komt uit een hogere hiërarchie (lof zingend op het Goddelijke) maar is toch betrokken bij het Iagere. De uitgestoken hand ontkent onze aardsheid niet. Maar de situatie waarin beiden verkeren is metafoor van de menselijke situatie waarin het kennen beperkt is en een sluier over onze geest hangt. Door de sluier weg te nemen zou je de Goddelijke eigenheid ontdekken. Het kunstwerk brengt die situatie voor ogen maar neemt ook deel aan de situatie. Het verkent de leegte. Houdt in zijn gestalte alle betekenissen in zich en leidt naar het materiële en immateriële. Het zichtbare en onzichtbare vloeien In elkaar over. Het maakt transparant in schoonheid, het tracht de werkelijkheid te naderen, kan vermoeden van Goddelijkheid geven maar blijft in materie.

Famke van Wijk kent even goed als collegae die intens bezig zijn met een schilderij, de groei van haar kunstwerk binnen het werk- proces. Een werkwijze die practisch handelen vraagt, maar waarbij ze haar gedachten de Vrije loop kan geven en op nieuwe ideeën komt. Ze heeft een grote interesse voor vakmanschap en vindt die vooral in het verleden, bijvoorbeeld bij schitterend gemaakte wapens waar op het functionele instrument ornament, allegorie of spreuken zijn aangebracht. De superioriteit van een dergelijk vakmanschap spreekt haar aan en ze kan deze dode zaken weer tot leven brengen in haar werk. Zoals gebeurt In het werk dat zij maakte voor de aan Spinoza gewijde tentoonstelling De Steen Vliegt (Arti et Amicitiae, Amsterdam, 1997) waarin het ‘zwaard van de knechtschap een rol speelt, Maar ornament en allegorie als zodanig zeggen haar niets. Haar aandacht gaat uit naar de symboliek die het heilige voorstelbaar maakt. Het specifieke van haar interesse betreft niet de realiteit als een tot een materiële realiteit beperkt gegeven. Ze zegt in vrije wil te kiezen voor God en vanuit die geloofsovertuiging en beslissing ervaart ze in zaken die onbetwistbaar materieel zijn, de immateriële component. Het hoeft niet per se als goddelijk beschouwd te worden om bijvoorbeeld in een kunstwerk de idee werkzaam te zien met een niet aflatende uitwerking, zoals ze bij Goethe leest. Maar ze Is vertrouwder met auteurs die in het aards gebeuren en in het individuele ervaren de weg vinden die naar begrip van het Goddelijke voert. Bij Spinoza is er sprake van een zorgvuldige rationele precisering die ten slotte moet leiden tot een intellectuele liefde tot het bestaande, Daartoe moet een morele strijd geleverd worden. Maar ook bij hem lijkt er bij momenten sprake van het niet-vatbare.

Famke van Wijk is geen intellectueel vorser maar ze heeft in de loop der jaren wel vele geschriften gelezen en daarmee gedachten verzameld van kerkvaders, scholastici, filosofen, esoterische schrijvers, historici die haar tot steun zijn bij de voorstellingen van een mystiek geïnterpreteerde wereld. Haar kunstenaarschap leidt niet tot illustratie van hun voorstellingen. Maar wel inspireren ze haar tot een eigen vertelling met de voor- werpen als ‘attributen Gods’. ‘Je verzamelt je middelen en het moment komt dat daartussen iets gebeurt’. Ze weet zich beeldhouwer en vindt het leuk om beelden te maken die in zichzelf weer die immateriële waarde gaan dragen. Heeft het woord wetenschap voor haar werk enige geldigheid? Is er sprake van een wetenschappelijke waarde? Ze refereert aan een persoonlijke wetenschap. Want buiten de wetenschap kom je toch tot veel feiten en bewijzen. Je kunt een openheid en ontvankelijkheid verwerven waarbij je je verstand kunt ver- heffen boven het voorstelbare, verstandelijke en zintuigelijke. Dat zegt Jacobus.

Het is een opmerkelijk feit in onze tijd dat een kunstenares, religieus van gemoed, haar zeer zelfstandige fantasie het verhaal laat vertellen over wat ze aan de bijbel en zeker ook aan de ge- schriften van filosofische auteurs ontleent.

Wim Beeren

Prev De Steen Vliegt
Next De Charlotte van Pallandt prijs

Comments are closed.